Sporen van Erasmus
Aflevering 1: Nederland
Mensen worden niet geboren, ze worden gemaakt
Homines non nascuntur, sed finguntur
Erasmus had een grondige hekel aan het onderwijs dat hij zelf heeft genoten. Dat het onderwijs niet was afgestemd op het hoogbegaafde kind dat hij ongetwijfeld geweest zal zijn is te begrijpen en of het echt zo erg was als hij later wilde doen geloven is natuurlijk de vraag, feit is dat hij schoolmeesters haatte, de gebruikte onderwijsmethoden verfoeide en de gedoceerde scholastiek verachtte. Bovenal hebben de kloosterscholen waarop hij door armoe gedwongen terecht kwam, hem een levenslange afkeer van kloosterlingen bijgebracht. De monnikjes zijn nog blinder dan de mollen en ondankbare honden, die onbeschaamd te koop lopen met een vroomheid die ze niet bezitten, behoren nog tot de mildere uitspraken die hij later zal doen.
Erasmus is in Rotterdam geboren als onwettig kind van een priester. Zijn geboortejaar is omstreden, 1469 wordt vaak aangehouden, maar ook 1466 doet opgeld in wetenschappelijke kringen. Ook wij houden hier 1466 aan. Hij groeit op in Gouda en krijgt vanaf zijn vierde onderwijs, deels privé en deels aan de school van Pieter Winckel te Gouda. Rond 1478 gaat hij samen met zijn broer naar de Latijnse school van de broeders van het Gemene Leven in Deventer, de St. Lebuïnus o.l.v. Alexander Hegius. In Utrecht wordt hij als koorknaap in het St. Salvator door Jacob Obrecht onderwezen. In 1483 sterft zijn moeder aan de pest en als een jaar later ook zijn vader sterft, sturen zijn voogden hem naar de Latijnse school in 's Hertogenbosch. Als ook daar in 1486 de pest uitbreekt, verhuist Erasmus naar het Augustijnerklooster Emmaus te Steyn bij Gouda. In 1492 wordt hij tot priester gewijd, een strop die om zijn hals is gelegd zal hij het later noemen. Na een kort verblijf te Kamerijk als secretaris van de bisschop van Bergen vertrekt hij in het najaar van 1495 naar de universiteit, het Collège Montaigu in Parijs om theologie te studeren. Pas in 1506 haalt hij zijn doctorstitel in de theologie aan de universiteit van Turijn.
De hoon voor het bestaande onderwijs is iets dat Erasmus deelt met veel andere humanisten uit zijn tijd. Tot zijn spijt ontkomt Erasmus er niet aan ook zelf af en toe les te geven, voor iemand van zijn afkomst is er soms geen andere keus om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij geeft privélessen aan studenten, vooral in zijn periode in Parijs, en later doceert hij Grieks en theologie in Cambridge. Enig plezier heeft deze leraar tegen wil en dank er nooit aan ontleend en heel wat interessante aanbiedingen, o.a. op colleges in Leuven en Londen en universiteiten in Italië, wijst hij van de hand.
Het ontwikkelen van ideeën hoe het onderwijs er ideaal gesproken uit zou moeten zien is iets dat Erasmus wel met veel verve en enthousiasme gedaan heeft. Hij heeft tal van werken geschreven, die puur pedagogisch zijn maar ook in veel van zijn andere geschriften zijn zijn opvoedkundige ideeën terug te vinden. Het scala aan onderwerpen is breed: over de opvoeding van heel jonge kinderen, over de wellevendheid, studieplannen voor scholen, over de rijkdom van woorden en dingen, over vroomheid, literaire opvoeding, over hoe je Grieks en Latijn uit moet spreken, hoe je brieven moet schrijven, over het houden van redevoeringen, over de opvoeding van een christenvorst en hoe je moet preken.
Wie al die werken doorneemt en de typisch tijdgebonden elementen weglaat treft een verrassend bijdetijds gedachtegoed aan. Opvoeding en onderwijs moeten op een zo vroeg mogelijke leeftijd beginnen, iedereen heeft recht op goed onderwijs, het kind moet al spelende leren, men moet fouten zacht verbeteren, Erasmus is met zijn opvoedkundige denkbeelden zijn tijd ver vooruit. De slaande en schimpende schoolmeester is hem een gruwel. Schrijven wordt in het onderwijs teveel verwaarloosd, terwijl lezen en schrijven de essentie van het onderwijs zijn. Kennis van talen is cruciaal, zeker voor wetenschappers. De onderwijzer, die niet alleen vakkennis moet hebben, maar ook zeer erudiet hoort te zijn, moet van zijn kinderen houden en ervoor zorgen dat de kinderen van hem kunnen houden. Onderwijs is immers veel meer dan kennisoverdracht, het moet bovendien afgestemd zijn op iemands aanleg en interesse, vandaar het belang van individueel onderwijs. Uiteindelijk wordt het humane niveau van de maatschappij door het onderwijs bepaald, want zoals Erasmus in Over opvoeding en onderwijs schrijft: Mensen worden niet geboren, ze worden gemaakt.
De relatie tussen opvoeding, onderwijs en de maatschappij is het centrale thema van deze eerste aflevering. Biografische informatie over Erasmus' eigen opvoeding en onderwijs en de verwoording van zijn opvoedkundige idealen vormen de uitvalsbasis voor een tocht door het hedendaagse onderwijs. Zelf concludeerde hij ooit: het is makkelijker de kwaliteiten van de ideale schoolmeester te specificeren dan er eentje te vinden die aan dat ideaal voldoet. Het zoeken naar de ideale leraar à la Erasmus is de drijfveer achter deze tocht, die zich in Rotterdam zal afspelen. Rotterdam, niet alleen omdat Erasmus daar geboren is, maar ook omdat in een grote stad de problemen in het huidige onderwijs zich als het ware samenballen en op alle onderwijsniveaus te vinden zijn.