Sporen van Erasmus
Aflevering 5: Zwitserland
Leef alsof je morgen sterft, werk alsof je altijd leeft
Sic vive, tanquam cras moriturus, sic stude, quasi semper victurus
Wat Bazel betreft, hoewel ik hier bij zeer goede vrienden ben, zoals ik ze te Freiburg niet had, toch zou ik, wegens de godsdienstige geschillen, liever ergens anders mijn leven willen eindigen. Och, dat Brabant dichterbij ware!....
De laatste brief van Erasmus, gedateerd 28 juni 1536, waaruit het citaat hierboven afkomstig is, is een van de weinige keren dat Erasmus kenbaar maakt terug te verlangen naar zijn geboorteland. Hij heeft er weinig vertoefd in zijn reizende leven en zijn uitlatingen erover zijn, op een paar uitzonderingen na, meestal buitengewoon kritisch. Toch zijn de laatste woorden op het sterfbed van de man, die zijn hele leven in het Latijn gecommuniceerd heeft, eveneens in het Nederlands: Lieve God.
Ook in andere opzichten contrasteert de laatste levensperiode van Erasmus met vroeger. Het grootste deel van zijn leven was een groot gevecht tegen de armoede en moest hij bij de groten en rijken der aarde min of meer bedelen om in zijn onderhoud te kunnen voorzien. Aan het eind van zijn leven hebben zijn roem en succes hem een rijk man gemaakt.
Bovendien reist hij niet meer, al blijft hij wel altijd reisplannen maken. Vanaf 1521 woont hij in Bazel, dat hij in 1529 verlaat, niet omdat hij zonodig naar elders wil, maar omdat hij de oplopende godsdiensttwisten moet ontvluchten. Hij gaat ook niet ver, met de boot naar Freiburg, zo'n 60 km. boven Bazel en zodra de kust veilig is, keert hij eind juni 1535 weer terug. Een jaar later, in de nacht van 11 op 12 juli, zal hij in Bazel overlijden.
De belangrijkste reden dat Erasmus zich in Bazel vestigt is dat daar een van de beste drukkers uit zijn tijd gevestigd is: Froben. Drukkers waren in die tijd drukker en uitgever tegelijkertijd en hun werkplaatsen waren centra, waar de intellectuele goegemeente elkaar ontmoette. De drukkerij van Froben was belangrijker voor de wetenschap dan de Universiteit van Bazel, die in 1460 was opgericht. Sinds Erasmus in 1514 voor het eerst in Bazel kwam had zich een hechte vriendschap met vader en zoon Johannes en Hieronymus Froben ontwikkeld. In Bazel raakte Erasmus eveneens bevriend met de schilder Hans Holbein de Jonge, die de meeste portretten van Erasmus gemaakt heeft en de Lof der Zotheid met tekeningen heeft geïllustreerd.
Erasmus was een man van zijn tijd, een overgangstijd tussen de middeleeuwen en de renaissance. Waar brieven het belangrijkste schriftelijke communicatiemiddel waren in de middeleeuwen, was de boekdrukkunst het nieuwe medium dat de renaissance inluidde. Toen Erasmus als kind in Deventer naar school ging was een gedrukt boek nog een zeldzaamheid. Tijdens het leven van Erasmus kwam de boekdrukkunst volop tot ontwikkeling en Erasmus heeft als geen ander van de mogelijkheden van dit nieuwe medium gebruik gemaakt. Boeken waren zijn beste vrienden. Tegelijkertijd bleef hij zich bedienen van de brief als communicatiemiddel en behoort hij tot een van de grootste briefschrijvers - hij schreef er duizenden, soms dertig à veertig per dag - die Europa heeft voortgebracht. Het schrijven van brieven was in die tijd een soort kunst, brieven vervulden de functie van onze kranten en tijdschriften, men wist dat de brief ook door anderen dan de geadresseerde werd gelezen.
Een mooie Latijnse brief was een kleinood, dat men elkaar benijdde, schreef Huizinga, er was nauwelijks een zo gewild artikel op de boekenmarkt als brieven van Erasmus. En geen wonder. Het waren modellen van uitstekende stijl, smakelijk Latijn, geestige uitdrukking en elegante geleerdheid.
In totaal schreef Erasmus meer dan 38 miljoen woorden, hij was de meest gelezen schrijver van zijn tijd en nog steeds zijn zijn woorden overal ter wereld in gedrukte vorm terug te vinden. Of ze op grote schaal gelezen worden is vers twee. Erasmus was een mediapersoonlijkheid avant la lettre.
Verborgen talent bezorgt geen roem, schreef hij ooit. Erasmus wist via het belangrijkste medium van zijn tijd, de boekdrukkunst, zijn talenten zodanig voor het voetlicht te brengen, dat de eeuwige roem hem niet meer kon ontgaan.
Boeken en communicatie zijn belangrijke thema's in deze laatste aflevering, die zich vooral in Zwitserland en Duitsland zal afspelen. Ook nu leven we in een overgangstijd waarin de nieuwe media in opkomst zijn en het boek volgens sommige doemprofeten zelfs zal verdrijven. Tegenover de boekdrukkunst in Erasmus' tijd zal de huidige boekenwereld geplaatst worden aan de hand van dé grootste boekenbeurs ter wereld, de Frankfurter Buchmesse, die overigens ten tijde van Erasmus al bestond en die volgens Peter Weidhaas, directeur van de Buchmesse, diverse malen door Erasmus bezocht werd. Op de Frankfurter Buchmesse is bovendien uitstekend de opkomst van de nieuwe media zichtbaar te maken.
Deze vijfde en laatste aflevering behandelt Erasmus' laatste levensperiode, zijn sterven en zijn nalatenschap. Allereerst zijn materiële nalatenschap, die zorgvuldig in vitrinekasten van musea en afdelingen met kostbare werken van bibliotheken wordt beheerd, maar veel belangrijker is natuurlijk zijn immateriële nalatenschap.
De vorm, waarmee Erasmus zijn woorden, ideeën en gedachten verspreid heeft, brieven en boeken, leidt ons naar de inhoud, naar de vraag wat de belangrijkste waarde en betekenis van zijn gedachtegoed is geweest.
Stefan Zweig maakt in 1934 als volgt de balans op: Het zal de roem van...Erasmus blijven, voor de humaniteitsgedachte literair den weg in de wereld gebaand te hebben, voor deze eenvoudigste en tegelijk eeuwige gedachte, dat het de hoogste taak der menscheid is steeds humaner, steeds meer van den geest, steeds meer begrijpend te worden. Tien jaar eerder schrijft Huizinga: Erasmus behoort...tot de groten, die men niet meer leest. Hij is een naam geworden...Het beschaafde mensdom heeft reden, Erasmus' naam in ere te houden, al was het enkel omdat hij de innig oprechte prediker is geweest van die algemene zachtmoedigheid, die de wereld nog zo bitter nodig heeft.
In onze tijd is Erasmus nog steeds de verpersoonlijking van tolerantie en humanisme en als zodanig een grote inspiratiebron voor veel mensen, zoals voor de Zwitserse schrijver Frank Geerk: Erasmus galt jahrzehntelang als Oberhaupt einer Art humanistischer Gelehrtenrepublik, die sich öber ganz Europa erstreckte. Für ihn war Humanismus nicht nur eine Geisteshaltung,... er verband damit auch eine politisch-religiöse Botschaft, deren Ziel eine ethische Erneuerung Europas darstellte, durchgesetzt nicht mit Waffengewalt sondern mit Vernunft und Toleranz. .. diese Visionen sind in keiner Weise veraltet.. und sehr wohl geeignet, auch heute wieder jene im besten Sinne emanzipatorischen Kräfte zu entfesseln.....
Maar het humanisme in onze tijd kent nog steeds en misschien zelfs wel in verhevigde mate hetzelfde dilemma dat in Erasmus' tijd ook al gold: hoe breng je denken en handelen bij elkaar, wat heeft het humanisme te bieden als richtlijn voor het dagelijks leven, valt er met zachtmoedigheid en woorden een wereld te creëren waarin iedereen mens kan zijn?
Het adagium Festina Lente is een belangrijke inspiratiebron voor deze laatste aflevering. Haast je langzaam, drie woorden die een tegenstelling, een paradox in zich dragen. Tegenstellingen en paradoxen, het steeds laten zien van de andere kant van de medaille, zullen een belangrijk element in deze laatste aflevering zijn. Erasmus kent het adagium drie betekenissen toe:
Bezint eer ge begint, maar is een besluit eenmaal genomen, dan snel uitvoeren,
De rede moet de passies van de ziel beteugelen. Woede is gebaat bij vertraging.
Het is vroeg genoeg gedaan als het goed gedaan is. Haastige spoed is zelden goed. Vroegtijdige roem is niet goed.
Het adagium krijgt bovendien gestalte in het drukkersmerk van Aldus Manutius uit Venetië die samen met Froben tot Erasmus' meest favoriete drukkers behoort. Het drukkersmerk bestaat uit een dolfijn, symbool voor snelheid en onstuimigheid, die zich kronkelt om een anker, dat de traagheid, een periode van overwegen, symboliseert. Het drukkersmerk van Froben bestaat uit twee slangen, die recht tegenover elkaar oprijzen, die hier het symbool van wijsheid zijn, met tussen hen in een duif, die de onschuld representeert. Beide drukkers worden uitvoerig door Erasmus besproken in de toelichting bij zijn adagium.
De slang en de dolfijn zijn daarmee geschikte diersoorten voor deze aflevering, zeker omdat ze zeer tegengesteld van karakter zijn: de wijze, maar ook venijnige, achterbakse, mensvijandige slang en de vriendelijke, open, menslievende dolfijn.